Een historisch overzicht van een opmerkelijke slaapstoornis
Deel 1: De eerste 100 jaar
Hoewel de slaap-waakstoornis narcolepsie tot op heden niet te genezen is, zijn er wel opzienbarende doorbraken geweest op het gebied van wetenschappelijk onderzoek, diagnose, behandeling en medicatie. In dit eerste deel van de geschiedenis van narcolepsie: de eerste 100 jaar.
1877 – Beschrijving van symptomen
De eerste beschrijving van de symptomen van narcolepsie in medische literatuur dateert uit 1877. De Duitse arts Dr. Carl Friedrich Otto Westphal schreef in dat jaar over een verband tussen slaapaanvallen en spierslapte bij emoties. Een jaar later, in 1878 benoemde ook Dr. Franz Fischer deze verschijnselen.
De verklaring werd destijds gezocht in ‘verdrongen homoseksualiteit’ en ‘overmatige masturbatie’, omdat in die tijd de geruchtmakende zaak speelde van een pathologische verkrachter die leed aan overmatige slaperigheid. Dit idee werd uiteraard later verlaten. Beide artsen vermeldden ook erfelijke factoren.
1880 – De naam “Narcolepsie”
Het was de Franse arts Gélineau die in 1880 een naam gaf aan de beschreven verschijnselen: narcolepsie. Hij combineerde de Griekse woorden νάρκη (narkē, “bedwelming of “verdoving”) en λῆψις (lepsis, “aanval’’). Verwijzend naar de slaapaanvallen waar mensen met narcolepsie aan lijden. Dr. Jean Baptiste Edouard Gélineau publiceerde in het vakblad La Gazette des Hôpitaux de Paris een verslag over een 38-jarige wijnvaten-maker met een tweejarige geschiedenis van narcolepsie. De man had meer dan 200 slaapaanvallen per dag en leed ook aan spierslaptes bij emoties.
1902 –De naam “Kataplexie”
Hoewel het verschijnsel van verslapping van spieren getriggerd door bepaalde emoties al wel was beschreven in de literatuur, was het Loëwenfeld die in 1902 onderscheid maakte tussen de slaapaanvallen en de spierverslappingen. Hij bedacht de naam voor dit symptoom: kataplexie. Kataplexie komt alleen voor bij mensen met narcolepsie, maar niet bij alle patiënten.
1930 – Ontdekking rol hersengebied hypothalamus
Tussen 1917 en 1927 ontstond een epidemie van de hersenziekte ‘encephalitis lethargica’ (zie kader). Sommige mensen met deze ziekten ontwikkelden naast de andere symptomen een zeer ernstige vorm van overmatige slaperigheid. In 1930 ontdekte Von Economo door onderzoek van de hersenen van overleden patienten, dat de sterke slaapzucht veroorzaakt werd door schade aan een hersengebied dat ‘hypothalamus’ heet. Hij suggereerde toen dat ook narcolepsie wordt veroorzaakt door een afwijking in dit hersendeel.
[su_note note_color=”#e9e9e9″]Encephalitis lethargica is een onsteking van de hersenen, gekarakteriseerd door aanvallen met hoge koorts, hoofd- en nekpijn, dubbelzien, vertraagde fysieke en mentale reacties en lethargie. In acute gevallen kunnen patiënten in een coma terechtkomen. Patiënten kunnen eveneens te maken krijgen met abnormale oogbewegingen, gedeeltelijke verlammingen, spierpijn en psychoses. Als restafwijkingen konden een narcolepsie achtig beeld, ernstige slapeloosheid, of een Parkinson achtig beeld ontstaan.
Bij het grote publiek is met name het resterende Parkinson beeld bekend geworden door het boek Awakenings van de neuroloog Oliver Sacks en vooral de verfilming ervan, met in de hoofdrollen Robin Williams en Robert De Niro.[/su_note]
1935 – Behandeling met amfetamine
Overmatige slaperigheid overdag werd in eerste instantie behandeld met Efedrine. Efedrine dankt zijn naam aan de plant Ephedra (zie kader). In 1935 begonnen Prinzmetal en Bloomberg met het voorschrijven van amfetamines aan narcolepsiepatiënten..
[su_note note_color=”#e9e9e9″]Ephedra wordt in China al zo’n 3000 jaar gebruikt. Het heet daar Ma Huang. Wetenschappers hebben in de jaren ’30 voor het eerst efedrine geïsoleerd uit de plant ephedra. In de jaren ’90 van de vorige eeuw is het populair geworden als party drug en werd het verwerkt in diverse voedingssupplementen bedoeld voor de vetverbranding en het afslanken. Sinds april 2004 is het door de Nederlandse overheid verboden om efedrine in de vrije handel te verkopen[/su_note]
1948 – Neurologisch versus psychosomatisch
Door heropleving van de psychoanalyse na de Tweede Wereldoorlog ging de discussie in die tijd vaak over de vraag of narcolepsie wel of niet een psychische ziekte is. De arts/onderzoeker Luman E. Daniels, schrijver van een belangrijk review artikel over narcolepsie schreef in 1948 hierover in een brief aan een collega: “(…) ik ben geïrriteerd door de recente pogingen van psychosomatici om het oude idee leven in te blazen dat narcolepsie een vorm van vluchten zou zijn”.
1957 – Behandeling met anti-depressiva
In 1957 ontdekten de Japanse onderzoekers Akimoto, Honda en Takahashi dat kataplexie vermindert door gebruik van anti-depressiva. De middelen die zij onderzochten waren imipramine en clomipramine, later is gebleken dat vrijwel alle antidepressiva kataplexie kunnen verminderen.
1960 – Behandeling met Ritalin
De Amerikanen Yoss en Daly introduceerde in de jaren ‘60 de behandeling van narcolepsie met methylfenidaat. Bij de meeste mensen bekend als het medicijn Ritalin, dat ook wordt gebruikt voor behandeling van ADHD. Methylfenidaat behoort ook tot de amfetamine-achtigen maar heeft voor veel patiënten minder bijwerkingen dan amfetamines. De behandeling van narcolepsie met Ritalin en clomipramine is tot op vandaag een van de mogelijke therapieën.
1960 – Ontdekking REM-slaap bij inslapen
In 1960 ontdekte de Amerikaanse psychiater Vogel dat mensen met narcolepsie wanneer ze in slaap vallen zeer snel in droomslaap (REM-slaap) komen. Gezonde mensen vertonen pas aan het eind van een slaapcyclus REM-slaap. Dit verklaarde ook waarom slaapverlammingen en hypnagoge hallucinaties zo vaak voorkomen bij narcolepsiepatiënten. Beide verschijnselen zijn namelijk gerelateerd aan de droomslaap.
1970 – Diagnose met slaaptest MSLT
De wetenschap dat REM-slaap heel snel optreedt na het inslapen bij mensen met narcolepsie, leidde tot de introductie van de Multiple Sleep Latency Test (MSLT) als een van de onderzoeksmethoden bij het stellen van de diagnose narcolepsie. Een MSLT wordt verricht in een slaapcentrum. Het is een test waarbij de patiënt 4-5 keer verspreid over de dag 20 minuten op bed gaat liggen in een donkere kamer en moet proberen te slapen. Hierbij wordt gemeten hoe lang het duurt voordat de patiënt in slaap valt (de slaaplatentie) en of er droomslaap optreedt. Bij narcolepsie wordt dit in ten minste 2 van de optredende dutjes geregistreerd.
Bron: History of Narcolepsy